Benutzer:Luekk/Übersetzung
Die Burg Wedderborg (auch: Huis te Wedde, Wedderburcht oder Addingaborg) ist eine Burg im Dorf Wedde in der niederländischen Provinz Groningen. Sie wurde als Verteidigungsbauwerk errichtet und hat auch als solches gedient. Sie war jahrhundertelang Sitz der Herren von Westerwolde oder ihrer Vertreter. Die Geschichte der Burg ist daher auch eng verbunden mit der Geschichte der Region.
Das Geschlecht Addinga
Die Geschichte der Burg beginnt um 1360. Adde Addinga hatte Westerwolde als Lehen vom Abt des Klosters in Corvey erhalten. Ursprünglich kam Addinga aus Rheiderland, war aber durch den aufrückenden Dollart oder durch die Zweite Marcellusflut von seinem Land vertrieben worden. Um seine Position in Westerwolde zu festigen, soll er die Burg Wedderborg gebaut haben.
Addinga und seine Nachfolger hatten Mühe, ihre Macht zu festigen. Westerwolde, der östlichste Teil der Provinz Groningen, war eine selbstständige Herrlichkeit des Hochstifts Münster, konnte aber aufgrund des Westerwolder Landrecht die meisten Sachen selbst regeln. Uneinigkeit entstand, als Addinga die Rechtsprechung zur Wedderborg verlagern wollte, was dem Landrecht widersprach. Es entstand ein Streit zwischen der Bevölkerung und en Addingas. Die Addingas ließen darsufhin um 1460 eine Mauer um die Burg bauen. Die Bevölkerung bat daraufhin um Unterstützung durch die Stadt Groningen. Mit Hilfe der Stadt wurde der Streit gewonnen. 1478 wurde die Burg mit halb fertiggestellter Mauer zerstört. Sie wurde 1486 durch Haye Addinga wieder hergestellt, nachdem er die Erlaubnis des Bistums Münster erhalten hatte.
Gelre, Karel V en de Opstand
1530 wurde die Burg durch Berend von Hackfort im Auftrag von Karl von Egmond, Herzog von Geldern, eingenommen. Hackfort erhielt eine Anstellung als Drost und verstärkte die Burg grundlegend im Jahre 1532: Es wurde eine neue Ringmauer mit vier Bastionen und einem Zugangsbauwerk angelegt, das Zellen für Gefangene erhielt. Für den Bau wurden unter anderem die Kirchtürme von Vlagtwedde abgebrochen. Hackfort gelang es jedoch nicht, die Burg im Besitz zu halten, 1536 wurde sie eingenommen von Georg Schenck von Tautenburg, der dann im Namen von Karl V. die Funktion des Drost bekleidete. Van Toutenburg stezte den Bau fort und ließ sein Wappen in den Turm einmeißeln. 1561 ging die Burg an Jan van Ligne, dem Grafen von Amberg und nun auch Herr von Westerwolde über. Er arbeitete ebenfall an der Burg weiter, wenn auch nicht lange: 1568, zu Beginn des Achtzigjährigen Krieges, zog Adolf von Nassau in die Burg. Von Wedde aus zog er mit einer Armee nach Heiligerlee, wo er in der Schlacht von Heiligerlee auf die Armee des Statthalters der Spanier in Groningen, Johann de Ligne, Graf von Aremberg, traf. Beide starben in dieser Schlacht. Wilhelm Ludwig (Nassau-Dillenburg) gewann dann die Schlacht für die Rebellen, Geld für ein Söldnerheer hatte er jedoch nicht und so war er gezwungen, die Wedderburg zu verlassen. Die Erben von Ligne bestimmten daraufhin Mathias Ort als neuen Burgherrn. ort konnte jedoch nicht verhindern, dass die Burg in den folgenden 25 Jahren mehrmals geplündert wurde, sowohl durch spanische, als auch durch rebellische Truppen. 1593 wurde die Burg letztendlich von Willem Lodewijk van Nassau eingenommen.
De Stad als Heer van Westerwolde
De nabestaanden van de Ligne (Huis Arenberg) kregen hun eigendom uiteindelijk terug van de Staten Generaal en verkochten deze daarop in 1617 aan koopman Willem van Hove uit Alkmaar, die het huis reeds twee jaar later verkocht aan de stad Groningen, die zo eigenaar werd van de heerlijkheid Westerwolde. De borg werd de zetel van de drost namens de stad. De stad zou heer blijven tot de Franse tijd. In die bijna twee eeuwen werd de borg nog tweemaal veroverd, beide malen (in 1665 en in 1672) door de bisschop van Munster.
Een van de opmerkelijkste drosten in deze periode was Rudolf de Mepsche. Deze was oorspronkelijk grietman te Faan. Zijn positie in Faan was echter onmogelijk geworden na een veelvoud van door hem begonnen processen wegens sodomie. In 1750 werd hij daarom 'weggepromoveerd' naar Wedde, waarvoor drost Petrus Muntinghe (drost van 1745 tot 1749) zijn positie opgaf. De Mepsche stierf echter al vrij kort daarop en verloor al zijn land en eigendommen. Petrus Muntinghe herkreeg daarop in 1755 weer zijn oude functie als drost en bleef dit tot zijn dood in 1777. In die tijd was de borg reeds zwaar vervallen. Midden 18e eeuw werd het laatste bastion gesloopt.
Eeuwenlang werd de borg gebruikt als rechtstoel door het Crimineel Gerechte, waarin de drost van Wedde en de rechters uit Vlagtwedde en Bellingwolde zetelden, daartoe bijgestaan door twee assessoren. Vele veroordeelden werden hier gemarteld en gebrandmerkt en ook werden er de doodsvonnissen uitgesproken. De terdoodveroordeelden werden op de galgenheuvel de Geselberg (lokaal 'Giezelbaarg') net buiten Wedde terechtgesteld. Volgens een verhaal zouden borg en galgenheuvel met elkaar in verband staan of hebben gestaan door middel van een onderaardse gang.
De Franse tijd bracht het einde van de heerlijke rechten. Westerwolde werd een deel van de provincie Groningen. De laatste drost (Albert Hendrik van Swinderen) werd baljuw, maar bleef nog wel belast met de rechtspraak. In 1803 kreeg de baljuw ook de rechtspraak over Wedde en Westerwoldingerland van het Crimineel Gerechte in handen. De laatste baljuw was Willem de Sitter, die tevens werd belast met het innen van de belastingen. In 1818 verliet hij daarop de borg om president van de nieuwe rechtbank te Winschoten te worden. Daarmee verloor de Wedderborg haar functie als rechtstoel.
19e en 20e eeuw
De stad had geen belang meer bij de borg en wilde deze in 1828 verkopen voor de sloop. Dat werd voorkomen doordat de borg door notaris Arnold Hendrik Koning een jaar later werd gekocht voor de som van 6.800 gulden. Koning liet om meer ruimte te verkrijgen de gevangentoren en een deel van het schathuis afbreken en gaf de borg een opknapbeurt. De familie Koning was tot 1955 met een onderbreking van 17 jaar eigenaar van de borg. In 1905, toen zij de borg voor de tweede maal kochten, werd de borg met inzet van de dorpsbevolking gerenoveerd. De boerderij en de ingang werden daarbij sterk gewijzigd.
In 1955 werd de borg dus verkocht aan het waterschap Westerwolde, voor de som van 66.786 gulden. Het waterschap liet de borg renoveren en groef het zuidelijke hoekbastion uit. Plannen om het noordwestelijk hoekbastion ook uit te graven liepen echter stuk op gebrek aan geld. De boerderij, het waarschijnlijke voormalige schathuis, werd in 1956 afgebroken. In 1959 betrok het waterschap het pand. In 1968 ging het waterschap op in het Reiderzijlvest (in 1992 opgegaan in het Dollardzijlvest, in 2000 opgegaan in Hunze en Aa's) en vertrok uit het pand.
In 1977 trok de Streekraad Oost-Groningen in het pand. In 1990 werd het pand verkocht aan de gemeente Bellingwedde die zich in de loop der jaren steeds meer ging inzetten voor het openstellen van het pand.
Nieuwe functie
In 2004 werd daarop besloten dat de Streekraad zou verhuizen zodra een nieuw plekje werd gevonden (uiteindelijk in Oude Pekela, in 2011 werd de raad uiteindelijk opgeheven), de borg zou worden verkocht aan Monumentenzorg Groningen en het pand een toeristische functie moest krijgen. De eerste exploitant, die er een museum wilde vestigen en er congressen en seminars wilde laten plaatsvinden haakte in 2005 af omdat een verplicht archeologisch onderzoek, dat moest plaatsvinden voor de bouw van extra ondergrondse kamers, te duur zou zijn. In 2006 besloot de gemeente Bellingwolde het pand te laten beheren door Peter en Anita Kuijer van 'Landgoed Bleyendael' uit Blijham. Deze wilden de naam veranderen naar 'Landgoed Wedde', maar aangezien dit geen historische naam was werd gekozen voor de volksnaam 'Wedderburcht'. Vervolgens ontstond een rechtszaak omdat Frank Ferrari van het Westerwolds Monumentenfonds die ook belang had bij de borg de gemeente aanklaagde wegens schending van Europese regels. De rechtbank oordeelde vervolgens in januari 2007 dat de verkoop niet op deze wijze doorgang mocht vinden en de gemeente eerst het besluit opnieuw voor de raad moest brengen.
In maart 2007 sloten Kuijer, Ferrari en een derde exploitant genaamd Leo Janson met de gemeente Bellingwolde een intentieverklaring om de borg samen te gaan beheren, waarbij de gemeente eigenaar bleef van het pand. Ferrari zou de kosten dragen voor de restauratie van het pand en de eerste en tweede verdieping van het pand als kinderhotel en groepsaccommodatie gaan exploiteren, Kuijer zou de begane grond als horecavoorziening (ontvangstruimte, trouwlocatie, restaurant ed.) gaan exploiteren en Janson zou activiteiten in de tuin rond het pand gaan organiseren (fairs, buitenexposities en buitentheater). Hiertoe werd een stichting opgericht die in maart 2008 uiteindelijk het besluit nam om door te gaan. Hetzelfde jaar vertrok de Streekraad naar Oude Pekela. In mei 2009 stapte Kuijer echter uit de stichting. In hetzelfde jaar werden 'gedenkbomen' (koningslindes; Tilia Europaea Pallida) geplant rond de borg en 10.000 bollen gepoot. In februari 2010 is de verbouwing van de borg begonnen, nadat het jaar ervoor al de voorbereidende sloopwerkzaamheden waren begonnen. Eind 2010 moet de verbouwing klaar zijn, waarna voorjaar 2011 de Burcht weer voor het publiek geopend zal zijn.